van Opmaat naar Oprichting

De Schola Minor

In de muziek is een opmaat de eerste omhoog gaande armbeweging van een dirigent voordat bij het neerkomen van zijn arm het ensemble zich laat horen. Het is de eerste aanzet, het allereerste begin. De Schola Minor was de aanzet en het eerste, prille begin van wat jaren later omvang kreeg en uitgroeide via Schola Major naar de Schola Cantorum. Het is de moeite waard om allereerst aandacht te schenken aan het ontstaan van deze Schola Minor, want bij nader inzien blijken er bepaalde overeenkomsten te zijn met de huidige schola.

Om deze geschiedenis dan te vernemen uit de mond van een vijfennegentigjarige kunstschilder van Oosterhoutse bodem is wel bijzonder. Deze oud-Oosterhouter is Pieter de Bodt, al dertig jaar wonend in het pittoreske stadje Heusden. Hij kwam als jongetje van tien jaar bij de Schola Minor en vertelt ons enthousiast over zijn ervaringen. Hij doet dat met zoveel verve en vuur dat je al snel bewondering krijgt voor deze kunstzinnige man. Zijn geheugen is nog zo fris als van de toen tienjarige en hij lepelt moeiteloos namen op van hen die tegelijkertijd met hem in dat koortje zaten: Piet de Jong,Koos Geerts, Leo van Meer, Jan en Frans Nieuwenhuijsen, Gerard Vermijs, Toon Snijders, Harry enWim de Hoog, Jan Muurmans en Jan Grootenboers. Een aardige, achtenswaardige man die haast zonder onderbreking zit te vertellen in zijn gezellig ingerichte huis met overal om hem heen zijn eigen fraaie schilderijen.

Terug naar de tijd van weleer. We schrijven 1926.

Schola Minor, tezamen met de Utrechtse Schola gefotografeerd op 24 juni 1928 voor de St. Jan op de Markt. Tweede van links op de eerste rij is Pieter de Bodt

Steven Oomen,Huub BroedersenSjef Mertenswaren op 26 januari 2012 op bezoek bij Pieter de Bodt in Heusden. De hoogbejaarde schilder vertelde, omringd door schilderijen, uitgebreid over zijn rijke leven.

*  Schilderij van Pieter de Bodt met zicht op de St. Jan. De donkere stijl van het schilderij is kenmerkend voor Pieter de Bodt. Maar hij schilderde ook bloemen in vrolijke kleuren.

In haast alle parochiekerken was er naast het mannenkoor ook een jongenskoor. Zo ook in de kerk van Sint Jan de Doper aan de Markt in Oosterhout. Uit wat Pieter de Bodt vertelt maken we op dat de paters Benedictijnen van de Sint Paulusabdij ook graag de beschikking zouden hebben over een jongenskoor, dat tijdens kerkelijke hoogfeesten medewerking zou verlenen aan de vieringen, maar hoe dit aangepakt? Een priester van de Sint Jan, kapelaan Oonix, bracht hierin uitkomst. In overleg met de benedictijnen en de Sint Jansparochie werd door de abt aan pater Van Gennip opdracht gegeven het te organiseren en de leiding hiervan op zich te nemen. Deze pater Van Gennip was gepokt en gemazeld in het gregoriaans, dus de aangewezen persoon. Hij selecteerde uit het veertig leden tellend knapenkoor van de Sint Jan twaalf jongens. Dit twaalftal repeteerde iedere woensdagmiddag in de Sint Paulusabdij onder zijn leiding. Na verloop van tijd kwam hier ook nog de zaterdagmiddag bij. Dit selecte koortje werd de Schola Minor genoemd. Het zong op hoogtijdagen bij de vieringen in de abdij samen met de monniken.

Voor zover bekend heeft de Schola Minor maar twee keer buiten de abdij gezongen. De eerste keer was in de ‘Paterskerk’, de voormalige Heilig Hartkerk aan de Gasthuisstraat. Dat was meteen een voltreffer, want de KRO verzorgde vanuit die kerk een rechtstreekse uitzending via wat toen nog de radiodistributie was. De tweede keer was in de Sint Jan aan de Markt op 24 juni 1928, ter gelegenheid van het feest van de patroonheilige van deze kerk. Ook dat was bijzonder, want aan deze viering deed buiten de Schola Minor nog een schola uit Utrecht mee onder leiding van een pater, Dr. Huijgens. Ter gelegenheid van deze feestelijke mis werd na afloop op de Markt een foto gemaakt waar beide koren op staan. Pater Van Gennip prijkt te midden van zijn jongens, van wie Pieter de Bodt de tweede van links is, terwijl de pastoor van de Sint Jan, Peeters, aan de rechterkant staat. De twee heren links zijn de organist van de St. Jan, Jac. van Bommel, met links naast hem de organist van de Utrechtse Schola.

Pieter de Bodt vertelde met verdriet in zijn stem dat op een zondagmorgen na de gezongen mis in de Sint Paulusabdij dirigent en leidsman pater Van Gennip zijn jongens bij elkaar riep met de woorden: ‘Jongens, tot mijn spijt moet ik jullie mededelen dat dit de allerlaatste keer is geweest, dat wij als koor hebben gezongen. Hiermee houdt het bestaan van de Schola Minor op.’ Voor de jongens kwam dit bericht als een donderslag bij heldere hemel. Pieter vertelde ons dat hij het verschrikkelijk jammer had gevonden om niet meer deze mooie gregoriaanse gezangen te mogen zingen en ook dat ze vanaf nu niet meer in de kloostertuin mochten rondlopen en spelen. Hij besloot zijn verhaal met de opmerking dat dit koortje, al heeft het alles bij elkaar hoogstens drie en een half jaar bestaan, wel het een heel belangrijke periode in zijn leven is geweest.